Kinderen van Rudolf Châtillon-Cocq x Aleida van Ochten en Agnes van Kuyck:
II a-1 Rudolf de Cocq, ridder, ( I )
2e Heer van Waardenburg
geb. 1281 te Heusden overleden 1315
huwt
1. N. van Rossum ( dr. v. gerrit en NN )
2. Margriet van Batenburg, overleden 1299
3. Lijsbeth van de Sluse [v.d.Sluis], ( dr.v. Arnoud, ridder in 1283, streed mee in
de slag bij Woeringen in 1288, overl. 28-11-1296, en Agnes van der Leck ).
geb. 1285 te Heusden ( GN. XL 1985 p.520 ).
Rudolf wordt samen met zijn vader en broers in 1265 vermeld als zij hun vader toestemming verlenen tot verkoop van hun burcht te Rhenoy aan Otto II graaf van Gelre en Zutphen. Rudolf koopt goederen te Isendoorn in 1280 en is borg voor de kinderen van Wele van Zoele en van Arnt van Arckel in 1298. Rudolf wordt in het jaar 1285 door de Brabanders bij Tiel gevangen genomen. Hij pachtte in 1280 van het kapittel van St.Jan te Utrecht de “tienden van Hyre [Hiern=Waardenburg], Neerijnen ende Oppinen” voor de tijd van zestien jaren en in 1287 kreeg hij ze voor acht en vijftig jaren in pacht. Hij zegelt met Châtillonwapen zonder breuk (onderscheiding) in het gouden schildhoofd.
Hij krijgt 4 kinderen: Gerhard de Cocq, ridder, 3e heer van Waardenburg, gehuwd met Johanna van Buren; Gijsbert de Cocq, heer tot Nijenwael en Gameren; Gerrit de Cocq, heer van Batenburg en Pyffelick en de vierde zoon, Willem de Cocq, ridder, wordt in 1344 beleend met Isendoorn. Hij, 1e heer van Isendoorn, werd de stamvader van het geslacht De Cocq van Isendoorn. Dit geslacht liet al gauw de naam Cocq weg. Een tak hiervan woonde op kasteel De Cannenburch te Vaassen tot de laatste erfgenaam kinderloos overleed.Hij was Jonkheer Frederik Carel Theodoor van Isendoorn à Blois [Blois=Châtillon, graven van Blois], geboren te Vaassen 23 augustus 1784, lid der Privinciale Staten van Gelderland, werd bij Kon.Besluit 28 augustus 1814 nr.14 benoemd in de Rp.v.Gelderland. Bij K.B. van 20 augustus 1822 no 64 werd hem de titel van baron verleend. Hij overleed 9 december 1865 op De Cannenburch. Hij huwde te Kleef 11 november 1847 Charlotte Theodora Maria Alexandrina barones van Oldeneel tot Oldenzeel. Zij overleed in 1881. Een van zijn voorouders, Hendrik van Isendoorn, was een neef van Maarten van Rossem (1478-1555), stichter van De Cannenburch.
In de huiskapel op de eerste verdieping bevinden zich de rouwborden van leden van de families De Cocq van Delwijnen en Van Haeften, afkomstig van de N.H. kerk van Ophemert. Het is het rouwbord van Johan de Cocq van Delwijnen, dagelijks heer van Wadenoyen, geboren in 1655 en overleden te Wadenoyen 26 december 1724, zoon van Adriaan en Anna van Gendt.
Een achterkleinzoon van Rudolf de Cocq was Zweder de Cocq, in 1368 heer van Ophemert, overleden in 1404. Zijn kleinzoon, ook Zweder genaamd, wordt 24 september 1473 door de hertog van Bourgondië met het huis Ophemert beleend met singel en boomgaard en 6 morgen land, alsmede met 4 morgen, genaamd “Pypers Camp” . Door het huwelijk van een afstammelinge Johanna de Cocq van Waardenburg met Johan Schenck van Nydeggen, ging Ophemert naar dit geslacht. Via haar broer, Dirk, komt het huis in het geslacht van de familie Van Haeften. De erfgenaam, Reinier van Haeften huwde Adriana Maria de Cocq van Delwijnen, zuster van Johan, dagelijks heer van Wadenoyen. Later gaat Ophemert over naar een tak van de familie Mackay.
Rudolf de Cocq voltooide de plannen van zijn vader tot uitbreiding en versteviging van kasteel Waardenburg. Zijn kleinzoon, Johan, 4e heer van Waardenburg leverde daarin nog een aanzienlijk aandeel bij de voltooiing daarvan.
II a-2 Hendrik de Cocq, ridder, volg III a-3
Heer van Hiern en Opijnen
Geboren overleden 1312
huwt
1. Eva van Langel
2. Elisabeth van Rossem
(dr.v. Goossen van Rossum).
Hendrik werd in 1285 door de Brabanders van hertog Jan I bij Tiel gevangen genomen. Hij streed vervolgens in 1288 mee in de slag bij Woeringen (Fühlingerheide) onder hertog Reinoud I van Gelre, graaf van Gelre en Zutphen, zoon en opvolger van Otto II. Reinoud I was voor de tweede keer gehuwd met Margaretha van Vlaanderen (dochter van Guy van Dampierre en Elisabeth van Luxemburg). Hendrik werd in die slag gevangen genomen door graaf Walram van Gulick en moest, om weer in vrijheid te worden gesteld, zich leenman maken van deze graaf voor een bedrag van drie Mark uit de goederen, die gelegen waren te Hiern (=Waardenburg).
Hij en zijn broer wendden zich in het jaar 1292 tot de Deken en Kapittel van St.Marie, omdat de kerk “toen open was gevallen en ter vergeving stond ter achtbare heren Deken en Kapittel van St.Marie te Utrecht”. Rudolf en Hendrik kwamen hen bidden om de openstaande kerk. Beide ridders deden dat ten behoeve van hun vriend, heer Godevaert, een priester, die toen nog niet was begiftigd. Op 4 juli 1292 hingen de broers hun zegel [wapenzegel] aan de oorkonde en stelden deze aan hun vriend ter hand. Zij zijn met hun beden geslaagd, want de oorkonde is tot heden bewaard in het archief. De inhoud hiervan luidt als volgt:
“Viris venerabilibus et discretis, decano ceterisque concanonicissuis venerabilis ecclesie beate Marie I civitatis Trajectensis, Rodolphus dictus Coc miles et Henricus dictus Coc miles frates I salutem et quicquid possunt honoris et promotionis in eorum districtu. Confidentes de vestra I amicitia et discretione vobis pro dilecto nostro amico, domino Godefrido sacerdote, in forma paupertate existente, latere presentium, humiliter supplicamus, quatenus eidem ecclesiam vestram, de Hetel vestre collationi vacantem, conferre dignemini propter Dominum etcausa petionis nostre, cum pro nobis rogamus: facientes ut vobis teamur regratiari cum tempus postulat aut res. Datas anno Domini millesimo ducentesimo nonagesimo secundo in die translationis beati Martini. (Naar een oorspronkelijk perkament met een uithangend zegel in witachtig was, aanwezig in het archief van St.Marie te Utrecht (Vermeulen, Inv.der oudste charters no. 467).”
Niet alleen om de kerk te Hedel maar ook om de twee heren ridders verdient deze kaart aller aandacht. Aan deze toch ontsproot een rijkdom van vertakkingen, die wij later gevestigd vinden op Waardenburg, Neerijnen, Opijnen, Isendoorn, Delwijnen, Haeften, Hemert enz. Wat hen te Hedel zoveel invloed gaf, dat zij met hoop op goed gevolg hun verzoek bij het Utrechtse kapittel konden indienen? Wij geloven, dat beide ridders, Hendrik de jongere der twee in het bijzonder, rechten konden doen gelden op de heerlijkheid Hedel en dat zij voorgangers waren van de heren van Cranendonk, die de eerste helft der 14e eeuw als heren van Hedel voorkomen. (Tax.XXXI(1924)145).
II a - 3 Gijselbert de Cocq van Neerijnen
geb. overleden vóór 1283
huwt
Vrouwe N. de Mailly de Rossignol
Een kleinzoon van hem, Gijsbert de Cocq van Neerijnen, ridder, bouwde in het jaar 1350, op 1000 meter afstand van kasteel Waardenburg, een kasteel “Clingelenburg”, later “Neerijnen” geheten. Beide kastelen hebben altijd dezelfde bezitters gehad. In 1974 werd huize Neerijnen, samen met ca 300 ha uniek natuurgebied, verkocht voor de lieve som van fl. 2.210.000,-- aan de “Stichting Het Gelders Landschap”, die nauw samenwerkt met de “Stichting Vrienden der Gelderse Kastelen”.
Het geslacht De Cocq van Neerijnen stierf uit in 1934.
II a - 4 Willem de Cocq
huwt
Regula, baronesse van Oppikon,
slotvrouwe van Rapperswijl, na Willems dood non
te Octenbach en aldaar overleden, oud 87 jaar.
|
|
Kasteel Neerijnen v/h Klingelenburg, anno 1731. |
Kasteel Neerijnen ( foto eigen bron ) |
II a - 5 Gijsbert de Cocq
overleden op hoge ouderdom in 1340
ongehuwd.
II a - 6 Geese de Cocq