Hier volgen enige brieven uit de periode van de rechtsprocedure van Johan de Cocq van Delwijnen en zijn moeder Anna van Gendt, tegen de erfopvolgers van Ferdinand baron von Inn- und Kniphausen heer van Elter en Vogelsanck:
Latijnse tekst met wapen van Prinsbisschop van
Luik 1700 :
Officials Leodiensis Citatio peremptoria
Leodij coram nobis ad sextam diem
hora prima post Exsecutionen presentium
perillustrem ac Generosum dominum comitem
de Duras uti Maritum et Mamburnum
prenobilis ac generose Domine Comitisse
de Buren, et in ea qualitate heredem
quondam prenobilis ac generosi domini Baronis
de Vogelsanck, necnon prenobilem ac
Excellentissimum Dominum Comitem d’Autel
uti cessionarium eisudem domini Baronis
eoque nomine Reos citatos contra prenobilem
ac Illustratem Dominam Annam van Gent
Relictam quondam prenobilis Domini de Cock
van Delwijnen domini temporalis de
Waijenoijen, eiusque filium prenobilem dominum
Joannem de Cock de Delwijnen Actores
citari procurantes. Ad videndem et
audiendem coram nobis judicialiter
exhiberi ac reproduci assertas obligationes
seu apochas chyrographarias predicti quondam
Domini Baronis de Vogelsanck, quarum
una est in dato trigesime Julij 1680
ratione somme quatuor millium et octingentorum
imperialium, seu duodecim millium florenorum
monete gravis seu Hollandice, et altera
de dato vigesime septime Aprilis 1692
pro somma quatuor millium octingentorum
florenorum menete ut supra, per prefatum
quondam dominium Baronem eisque matrem a
predicto quondam
Domino de Delwijnen de Waijenoijen agentium
quondam respective marito ac patre perceptorum,
quarum obligationum et apocharum copie
authentice predictis citatis qualitata qua
per notarium Jaupen fuerint intimate
et insinuate altima Marty 1699, videndum
et audiendum manum et signaturam, insigniaque
predicti quondam domini Baronis de Vogelsanck
per testes fide dignos et producendos
sommarie recognosci, eoque facto videndem
et audiendem dictos reos citatos compelli
ad hoc quatenus ad maiorem citari
procurantium securitatum
ac juris subsidium (in quantum opus)
present consensum in realisationem
predictarum apocharum, sin minus absque
illorum consensu dictam realisationem
fieri et expediri coram judicibus competentibus
,aliasque fieri et prestari quod juris, vel
causas allegent cur ad premissa non
teneantur ulteriusque hac 21a Julij 1700.
Jaupen fleron
Vertaling van de latijnse tekst:
“Een definitieve dagvaarding van de officialis van Luik.
Te Luik, voor ons op de zesde dag op het eerste uur na de uitvoering van deze akte zijn voor ons verschenen de zeer illustere en nobele heer graaf van Duras, als echtgenoot en voogd van de zeer adellijke en edelmoedige vrouwe gravin van Buren, en als dusdanig erfgename van de overleden en zeer adellijke en edelmoedige heer baron van Vogelsanck [Ferdinand von Inn- und Kniphausen] en eveneens de zeer adellijke en excellente heer graaf van Elter [Jan Frederik van Elter-Autel], als cessionaris van de genoemde heer baron en in naam daarvan aangeklaagd en gedagvaard door de zeer adellijke en illustere vrouwe Anna van Gent, weduwe van de overleden en zeer adellijke heer [Adriaen] de Cock van Delwijnen, heer van Wadenoyen, en haar zeer adellijke zoon de heer Johan de Cock van Delwijnen, aanklagers die hen deden dagvaarden om te zien en te horen voor ons naar voren te brengen en voor te leggen de aangehaalde schuldbekentenissen en kwijtingen eigenhandig geschreven door de genoemde en overleden heer baron van Vogelsanck, waarvan een schuldbekentenis dateert van 30 juli 1680 voor een som van 4800 imperialen of 12000 guldens zware munt of Hollandse munt, en een tweede schuldbekentenis van datum 27 april 1692 voor de som van 4800 gulden, die door de genoemde en overleden baron [Ferdinand] ontvangen waren van de genoemde en overleden heer [Adriaen de Cock] van Delwijnen van Wadenoyen, de respectievelijke echtgenoot en vader van de aanklagers, van wie zij de authentieke afschriften van de schuldbekentenissen hebben bekomen en aan de heer notaris Jaupen hebben medegedeeld op de laatste dag van de maand maart 1699, om te zien en te horen de hand en de handtekening en de merktekens van de genoemde eertijds heer baron van Vogelsanck, door geloofwaardige getuigen vluchtig te herkennen. En dat gedaan zijnde te zien en te horen dat genoemde gedagvaardigden aangeklaagden verplicht worden tot dit, dat zij tot groter zekerheid van de aanklagers moeten gedagvaardigd worden van rechtshulp dat zij toestemmen in de realisatie van de voorgenoemde schuldbekentenissen, zo niet zonder toestemming de gezegde realisatie gebeurt en uitgevoerd wordt voor de competente rechters of anders gebeurt en gedaan wordt wat recht is, ofwel dat zij de redenen aanvoeren waarom zij tot hetgeen voorafgaat niet verder gehouden zijn”.
“21 juli 1700 Jaupen Fleron”.
(Mac.inv.nr.937).
Brief van Johan de Cock van Delwijnen aan Johan van Welderen:
“Ick Johan de Cock van Delwijnen Heere van Wadenoyen, Amptman van Bommel, Tielre- en Bommelreweert ende uijt het Lith der Ridderschap, Ordinaris gedeputeerde des Furstendoms Gelre en graefschap Zutphen doen cond ende certificeren, dat ick hebbe geconstitueerd ende maghtigh gemaeckt gelijck ick doe cracht deses, den Hooghwelgeboren Heer Johan van Welderen*, Heer van Valburg, Amptman Richter en dijckgrave van Nederbetuwe, ende uijt het Lith van de Ridderschap des Furstendoms Gelre ende graefschap Zutphen, gecommitteerde ter Vergadering van Hare Hoog Mogende Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, om uijt mijnen naeme de prebentien die ick hebbe op de Heerlickheijt en goederen van Vogelsanck, uijt krachte van twee distincte Obligatien in rechte te vervolgen, ende daer omtrent te doen, cum potestate substituendi unum vel plures, geloovende van weerden te houden al t’geene bij mijnen geconstitueerden hier in sal wesen gedaen tot teecken der waerheijt hebbe ick desen eijgenhandigh onderteijckent, ende met mijn gewoonen ende aengebooren pitsier bekrachtight tot Wadenoyen den 15 Octobris 1708”.
w.g. J. de Cock van Delwijnen”.
(idem,inv.nr.937).
*Johan machtigt zijn achterneef, Johan van Welderen, heer van Valburg, geboren te Tiel op13-3-1660, overleden te Den Haag 24-7-1724, geadmitteerd in de ridderschap 31-3-1682, Amptman van Nederbetuwe, gecomm. ter generaliteits-rekenkamer 1687, ter generaliteit 1705-1724. Hij huwt 1700 met Odilia van Steelandt, gravin en Vrouwe van Ubbergen (dr.v. Louis, hr.v.Grijsoord en Oudenhoorn enz. en Geertruid Vijgh, gravin van Ubbergen, Vrouwe van Sleeburg. (Rp.v.N.).
Bovenvermelde brief van Johan de Cock van Delwijnen aan Johan van Welderen, werd beantwoord door de burgemeester en de raad van de stad Maastricht en deze luidt als volgt:
“Wij Borgemeester ende Geswooren Raaden der Stadt Mastricht doen cond ende certificeren mits desen, dat den Hoogwelgeboren Heere Jan van Welderen, Heere van Valburgh, Amptman ende Dijckgraef van de Nederbetuwe (Re?): voor ons verklaert heeft, uijt krachte van Institutie, op sijn Hoogwelgeboren gepasseert door den Hoogwelgeboren Heer Johan de Cock van Delwijnen, Heere van Wadenoyen, den 15 Octobris 1708. cum potestate substituendi, te hebben geconstitueert ende gevolmaghtigt, gelijk sijn Hoogwelgeboren is constituerende mits desen d’Heer Arnold Caproens Oudt Borgemijster der Stadt Hasselt, om in name en ten behoeve van hem Heere constituant, sonder alteratie oft verminderingh van het Reght, t’welck sijn Hoogwelgeboren mochte aengebooren oft vercregen sijn, voor den Ed. Leensale van Curinhen [Kuringen] te intimeren ende laten approberen, alsulke chirographen Obligatien van twaalf duysent gulden Hollants gelt, van vierduysent achthondert guldens Hollants gelt met den interessen liggende in dato van den 30 juli 1680 en 27 april 1692, als wijlen den Hoogwelgeboren Heer Ferdinand Baron van Kniphuijsen ende Vogelsanck onder sijne signature ende Adellijk Cachet in dat voorschr.: gegeven ende gepasseert heeft ten behoeve van oock wijlen den Hoogwelgeboren Heer Adriaen de Cock van Delwijnen, Heere van Wadenoyen [overl.1696?] de Sinature ende Cachet van dito Heer Baron van Vogelsanck door de presente Heeren van Hooggemelten Leensale te doen ende laeten erkennen ende recognocieren daarvoor actiereel in naeme des Heeren Constituants voor de Hooggelten Leensale tegen het Huijs ende goederen van Vogelsanck, tegenwoordig beseten ende gehouden door den Hoogwelgeb.: Heer ende Grave van Elter, Gouverneur der Stadt ende Hertogdom van Luxemburg* aan wien de voorschrevene obligaties op den 18e augusti 1699 door notaris Joannis Raijmondus Jaupen geinsinueert sijn:, te Institueren oft soodanige andere all nodigh, tot verhael van des Heeren Constituants pretensie moghte geoordeelt worden, en in Cas(?) van onverhoopte oppositie de Saeke tegen hooggemelte Heer Grave in reghten te vervolgen, ende vorders te doen, t’geene door den Heere Constituant in dien oresent ware soude kunnen of mogen geschieden, belovende voor vast ende voorwaerde te houden t’geen dienthalven door den voorschrevene Heer Arnold Caproens sal worden gehandelt ende gedaen. Ter oirkonde is deesen door onser secretarissen gedepecheert onder onsen Stadts Zegel, binnen Mastricht den 19 Octobris 1708. Signatum ter overst. van dieselve,
Will: de Zuale [of Zaale]”.
(Mac.inv.nr.937).
*Jean Frederick, graaf van [Elter]-Autel, heer van Vogelsanck (1699-1716), heer van Merch, Hippingen, La Rochette Tierselet, Mauderie, Remisch etc. generaal van stad en hertogdom Luxemburg en graaf van Chiny, overleden 1-8-1716, met omgekeerd wapen-schild, veelbetekenend symbool van het uitsterven van een geslacht.
Geconstitueerd = vaststellen, verorderen
Alteratie = verandering
Leensale = zaal van Curenge (Kuringen), gerechtshof
Intimeren = gerechtelijk aanzeggen
Approberen = goedkeuren
Gedepecheerd = (snel) verzenden;- bespoedigen
(depêche) = (ambtsbericht,- telegram)
Chirographe = eigenhandig geschrift; vorm van een oorkonde,
waarbij de tekst 2x op één blad wordt peplaatst
en de beide delen van elkaar worden gesneden,
nadat op de scheidingslijn letters werden geplaatst.
Recognosceren = voor echt erkennen; gerechtelijke erkenning
Geïnsinueerd = betekend, getekend.
Ferdinand von Inn und Kniphausen heeft voor beide geldleningen van zijn neef Adriaen de Cocq van Delwijnen de volgende schuldbekentenissen geschreven:
“Wij Ferdinand Baron van Kniphausen en van het land van Vogelsanck, Heer van Kessenich, erkennen bij dese legitiem schuldig te sijn aen mijn neef de seer Edele Heer Adriaen de Cock van Delwijnen, Heere van Wadenoyen, of sijn erfgenaem een bedrag van vier duysent acht hondert patakons [zilveren munt van 50 stuivers (Spaans), in 17e en 18e eeuw in Nederland gangbaar] of twaelf duysent Hollantsche guldens, voortkoment uijt enige maelen aen mij voorgeschoten gelden, .....en belooft bovendien het genoemde bedrag van twaelf duysent guldens terug te betaelen tusschen nu en een jaer met een jaer interest van ses en een kwart procent en voor het geval dat de betaeling niet in die periode zou plaets vinden, beloven wij een rente in verhouding tot die tijt van de werklicke aflossing; in dit geval verpanden wij nadruckelijck onse roerende en onroerende goederen, en tot meerdere sekerheit voor genoemde Heer van Wadenoyen verpanden wij hiertoe niet slechts de cijns van Termotten, maer bovendien draegen wij bij dese vanaf heden onherroepelijck over aen mijn neef de Heer van Wadenoyen de genoemde cijns van Termotten onder Solre [Zolder], gelegen in het land van Vogelsanck, met alle aenhorigheden en rechten, niets uijtgesondert, bij erfopvolging voor hem en sijn erfgenaemen, in vollen eigendom, en wij bevestigen dat vanaf heden wij er afstand van doen en derhalve niet gerechtigt en onmachtigh sijn de genoemde cijns later op te leggen of op enige wijse te vervreemden, hetsij bij testament, legaat, codicil, gift, verkoop of enig ander contrackt, en indien wij desalnietemin overdracht of enig ander vervreemding dien dit onwettigh en van geen waerde sal sijn, aengesien de genoemde cijns van Termotten na de datum deses buyten ons vermogen valt en dat in de Heer van Wadenoyen is overgegaen in vollen eigendom, met als enig voorbehout, dat wij gedurende ons leven het vruchtgebruyck er van sullen genieten. En opdat onse wil des te beter wordt opgevolgt willen wij onherroepelijck ..... dat niemand, hetsij tijdens mijn leven of na mijn dood, ons kasteel Vogelsanck, heerlickheden en goederen in besit sal kunnen nemen, hetsij in de hoedanigheit van erfgenaem of uijt andere hoofde, sonder voorafgaende uitvoering van dese mijn schultbekentenis en wil, welcke de Heer van Wadenoijen en sijn erfgenaemen toestaen om na onse dood in besit te nemen en te behouden ons kasteel, heerlickheiten en goet, tot dat al het hier boven omschrevene sal betaelt sijn en voldaen, sonder enig andere akte of transactie in aenmerking te nemen, en het is bovendien toegestaen de uitvoering deses te verwesenlicken of te doen verwesenlicken en de overdracht van het besit ten overstaen van de Schepenen van Solre te regelen, of dat dit laeter wort gedaen, sonder dat echter de vertraeging of het ontbreken hiervan op enige wijse sal kunnen leiden tot nadeel of schaede of verminderinge van het reeds verkregen eigendom.
In het teecken der waerheit soo heb ick dese akte met eygener hant betekent en met mijn gewoonlijck pitsier becrachticht op mijnen Huijse Vogelsanck den 30. Juli 1680.
w.g. Ferdinand Frijheer van Kniphausen ende Vogelsanck”.
30 juli 1680
Obligatie chirographen (Arch.Vogelsanck No.33).
“Alsoo mijn Neef, den Hoogh Edelen en Welgeboren Heer Adriaen de Cock van Delwijnen Heer tot Wadenoijen,aen mijn Vrouwe Moeder die Hooch Welgeboren Vrouwe, Margrieta de Cock van Delwijnen, Vrijvrouwe tot Vogelsanck in veele reijsen verscheide gelt op interesse hadde verschooten en aengetelt, en dat tot meerder securiteit sijn Hooch Edele versocht dat ick de voorschrevene schult wilden renoveeren, ten einden bij mijnen successeur geen swarigheit van te betaelen of enige de minste twijffeling aen de deugde-licheit van de obligatien en worde gemaeckt, soo heb ick Ferdinand, Vrijheer van Kniphuijsen en Vogelsanck, daer inne willende voorsien, van harten gern mijnen Neef voorschrevene op dit subject willen gericht stellen weshalven ick bekenne door dese mijne ondertekeninge altijt en noch h .... dich te sijn gewest, en noch te sijn aen de .... Heer van Wadenoyen voornoempt, en sijnen Erv ... al het gene Mijn Vrouwe Moeder bekent ontfangen te hebben, t’sij de obligatien sijn getekent door haer Hoogeh Ed: selver, of door Jan Lintmans, alsoo het seeker is, dat alle die penningen, monterende in Capitael bij malkanders getrocken eene summa van vier duysent en acht hondert gulden Hollants, door mijnen Neef den Heer van Wadenoijen bovengemelt aen mijn Vrouwe Moeder in baeren gelt effectivelick sijn geschooten, waer op ick mede bekenne dat nue tot mijnen of wel mijnes successeurs lasten vijf en twentich iaren aen interesse verloopen sijn. Alles met renuntiatie van d’exception ordinis, divisionis, et / Excussionis en alle andere dese enigsints contrarierende, oock onder verbant als naer rechten, en onder submissie van allen Heeren, Hooven en Gerichten, begerende dat het gunt voorschrevene als sijnde deugdelick en wettich bij mijnen successeur worde voldaen. In oirkonde der waerheit soo heb ick dese akte
met eygener hant betekent, en met mijn gewwonlijck pitsier becrachticht op mijnen Huijse Vogelsanck den 27. April een duijsent ses hondert en twee en negentich.
w.g. Ferdinand Vrijheer von Kniphausen und Vogelsanck”.
(Arch.Vogelsanck No.42).
Op een schriftelijke attestatie van Johan van Welderen, schrijft Johan de Cock van Delwijnen, zoon van wijlen zijn vader Adriaen, de volgende brief naar de heer Hermes, oud-burgemeester van Maastricht. Op een copie van deze brief maakt hij de volgende notitie:
“Het weerkleet van dese attestatie heb ick op schrijvens van Hr.Amptman Jan van Welderen den 14. april 1714 gesonden naer Maestrigt aen de Hr. Hermes out Borgermijster aldaer”.
“Ick Johan de Cock van Delwijnen, Heer tot Wadenoijen, Amptman van Bommel, Tielre en Bommelrewert ende uijt het Lith der Ridderschap, Gedeputeerde des Furstendoms Gelre en Graefschap Zutphen, verklare en affirmere bij dese op trauw van mijnen Edeldom l ..oiura-menti, dat de handtschriften van Vrouwe Margrieta de Cock van Delwijnen, Vrouwe tot Vogelsanck mijne over ofte out moeie [oudtante] door de Heer Baron Johan van Welderen in originali overgesonden sijn om te dienen in de procedure tegen den graef van Autel, sijn van de eijgene kindt van gemelte Mevrouwe Margrieta, Vrouwe van Vogelsanck, gevende reeden van Wel Wetenschap dat ick die handt wel ken, vermits ick verscheijde brieven heb gesien en geleesen door meergenoemde Mevrouwe van Vogelsanck aen mijn Vader Zaliger geschreeven, en op deselvige manier en met de eijgen handtschrift onderteeckent.
Tot teecken der waerheijt heb ick dese mijne attestatie eijgenhandigh onderteeckent, en met mijn pitzier bevestigt tot Wadenoijen den 12 april 1714.
w.g. J. de Cock van Delwijnen”.
(Links beneden de brief bevindt zich een lakafdruk van het familiewapen (pitzier).
(Mac.inv.nr.937).