XVIII c - 3 Jhr. Jan de Cocq van Delwijnen
geb. .. Heesselt, gedoopt Varik 14-2-1755
overleden te Heesselt 3-10-1824, ongehuwd.
Jan was burgemeester van Heesselt van 1819 t/m 1822.
( Inv.Arch. gemeente Varik 18-11-1926, R.H.C. van Maanen )
Jan was polderschout en landeigenaar. Op 26 februari 1813 koopt hij van Jan Hendrik van Grootveld, landman te Varik, een perceel bouwland, groot ca 1 morgen of 85 ares en 16 centiares, genaamd “Walligt” te Varik, voor de somma van 210 Franse francs of 100 gulden. Hierbij werd bepaald, dat de verkoper gedurende de tijd van 4 jaren gebruik kan maken van het recht, het land weer terug te kopen tegen hetzelfde bedrag, verhoogd met de gemaakte kosten van de koper.
Nadat de 4 jaren zijn verstreken verkoopt Jan het land aan Barend van Riemsdijk, meester timmerman te Varik, tegen de zelfde prijs van 100 gulden.
(Not.Arch.Tiel, acte nr.28 en 70 d.d. 26/2 en 21/4-1817).
Hij heeft geen winst gemaakt! Waarschijnlijk betrof het hier een vriendendienst.
Jan de Cocq van Delwijnen ontvangt een obligatie van 2800 gulden ten laste van Jan Cardol, landeigenaar, Gijsbert Cardol, landeigenaar en zijn vrouw Jantje van de Merkt, allen wonende te Neerijnen. Zij verklaren tezamen en ieder in het bijzonder, dit bedrag aan hem schuldig te zijn en deze schuld binnen 5 jaar met 5% per jaar rente af te lossen. Zij stellen daarbij als onderpand hun percelen land te Waardenburg en Neerijnen.
(Not.Arch.Tiel, acte nr.139,d.d.2-8-1817).
Jan en zijn neef Gijsbertus, poldermeester en landeigenaar, (gehuwd met Margaretha (Grietje) Versteegh), verkopen op een veiling een partij schietwilligen met een opbrengst van fl. 565,--.
Testament van Jan de Cocq van Delwijnen
“Ik ondergeschreve Jan de Cocq van Delwijnen Polder Schout van den Dorpe Heesselt woonachtig aldaar, heb doen schrijven onder mijne Opgaaf dit mijn testament, hetwelk ik begeer dat na mijn overlijden stiptelijk zal worden achtervolgd en nagekomen, als mijnen uitersten wil bevattende, en maniere navolgende:
Ik maak en legateer aan Catharina van Heusden weduwe van Peter Donkers wonende te Heesselt:
1. Het Huis, achterhuis, schuur, hof en erf staande en gelegen in het Dorp Heesselt aan den Dijk, bij mij bewoond en gebruikt wordende, aan de eene zijde Arie van Riemsdijk en aan de andere zijde Giel van Toorn, met de navolgende vakken dijk, onder Heesselt, als numero honderd vier, honderd zes, honderd tien, honderd elf, honderd dertien en honderd vijftien, zulks met alle de huismeubelen, linnen, pellen en mallen, bedden met zijn toebehoren, koper, tin , blik en ijzerwerk, melk kern en deelgereedschappen, brandhout, hooy, stroo, koren zoo gedorst als ongedorst, varkens, schapen, hoenders en kalkoenen, zoo als het een en ander op mijn overlijden, in het gemelde Huis, achterhuis, schuur, hof en erf, zal bevonden worden en door mij worden nagelaten, zonder daarvan iets uit te zonderen, als alleen de Paarden en het hoornvhee hetwelk door mij niet zal worden vermaakt, mitsgaders de kontante penningen, wissels, obligatiën en andere inkomende schulden hoe ook genaamd, welke onder dit legaat niet begrepen zullen zijn.
2. Ongeveer acht en zeventig roeden en vijf ellen bouwland “de Rheeakker” genaamd, onder Heesselt gelegen, aan de eene zijde de straat en aan de andere zijde de weduwe Jan Krol, belast met twee vakken dijk onder Heesselt, paal numero honderd twee en zeventig en honderd zes en tachtig.
3. De twee beste Melkkoeyen door mij na te laten ter hare keuze uit te zoeken.
4. De weyerye voor twee Scharen en vijf duizend Nederlandsche Ponden hooi jaarlijksch, haar leven lang gedurende, hetwelk haar ieder jaar door mijne hierna te benoemen Administrateurs zonder enige betaling, en vrij van alle lasten en ongelden op en van een der Uiterwaarden onder Heesselt gelegen en door mij na te laten, zal moeten worden bezorgd.
5. Een jaarlijksche Lijfrente van tachtig Nederlandsche guldens, welke voor de eerste reis verschijnen zal en betaald moeten worden, door mijne hierna te benoemene administrateurs, een jaar na den dag van mijn overlijden.
Ik begeer dat al het geen hiervoren door mij aan Catharina van Heusden, weduwe van Peter Donkers, is gelegateerd, bij haar zal worden genoten, vrij van belasting op het regt van Successie, willende dat zulks uit mijnen boedel zal worden voldaan en betaald.
Ik maak en legateer aan mijnen Achter Neef Bart van de Geyn, landbouwer wonende te Varik, ongeveer vijf en tachtig roeden en zestien ellen bouwland, gelegen onder Varik, “den Hooiakker” genaamd, aan de eene zijde den Dijk en aan de andere zijde de straat; bezwaard met vijf vakken dijk op Varik, paal numero vier en negentig, vijf en negentig, honderd drie en negentig, twee honderd en twee en honderd vier en dertig.
Ik maak en legateer aan de kerk ( zie foto ) der Roomsch Katholyke Gemeente van Varik, vrij van belasting van het regt van Successie, hetwelk uit mijne nalatenschap zal moeten worden voldaan:
Ongeveer twee bunders, twaalf roeden en negen en tachtig ellen Uiterwaard “de Koeweide” genaamd, gelegen onder Heesselt, door mij aangekocht uit den boedel van de weduwe en erven van Gijsbert de Cocq van Delwijnen, aan de eene zijde [begrensd door] de erven van den baron van Randwijck en aan de andere zijde Jan van der Linden ofte wie, waarvan de revenuen en opkomsten den tijdelijken Pastor der gemelde Gemeente jaarlijksch uit handen mijner hierna te benoemene Administrateurs, onder welkers beheer en van hunne opvolgers dit perceel ten eeuwigen dage zal verblijven, ontvangen zal, zullende die opkomsten voor de eerste reis worden betaald, over het beloop van het eerste jaar, twee jaren na den dag van mijn overlijden, het tweede jaar een jaar daarna en zoo vervolgens, voor welke gelden den tijdelijken Pastor volgens opgaaf der tijdelijke Administrateuren zal verpligt wezen, Zielmissen en andere Kerken diensten te doen, zoo voor de rust mijner Ziele, als voor die mijner reeds afgestorvene en in het vervolg te overlijden naastbestaanden, het een en ander aan de goede Zorg der tijdelijke Administrateuren over latende en hun zulks op het nadrukkelijkste aanbevelende. En ingeval het onverhoopt mogt komen te gebeuren, dat de kerk van Varik niet mogt blijven bestaan, zullen de tijdelijke Administrateurs verpligt zijn, die revenuen en opkomsten telkens tot het voorschreven einde, in handen van een ander Geestelijken te stellen.
Ik maak en legateer aan mijn zuster Georgia de Cocq van Delwijnen, huisvrouw van Eugenius Verbruggen, wonende te Zaltbommel, haar leven lang gedurende, het vruchtgebruik van het overige mijner nalatenschap, zullende mijne gemelde zuster de revenuen en opkomsten jaarlijksch ontvangen, na aftrek van alle lasten en ongelden, uit handen van mijne hierna te benoemene Administrateurs zijnde mijne wil en begeerte, dat de eerste verantwoording aan mijne zuster door de tijdelijke Administrateurs over het beloop van het eerste jaar, voor de eerste reis zal moeten geschieden, twee jaren na den dag van mijn overlijden en vervolgens elk jaar tot aan het eindigen van het vruchtgebruik.
[Georgia verwierp echter deze erfenis van haar broer Jan, bij acte van repudiatie van 5 januari 1825, ter griffie van de Rechtbank te Tiel. (Not.Arch.Tiel,acte nr.23,p.3,d.d. 16-2-1825).]
[De reden van haar weigering de erfenis te aanvaarden is zeer waarschijnlijk gelegen in het feit, dat haar broer in zijn testament haar echtgenoot Eugenius van Bruggen had benoemd tot administrateur, maar deze benoeming in zijn laatste testament had herroepen en nietig verklaard. Daarbij komt waarschijnlijk ook nog, dat het bevoorrechten van Catharina van Heusden, weduwe van Peter Donkers, in zijn testament, haar besluit de erfenis te weigeren, zou kunnen hebben versterkt].
Ik benoem tot mijne eenige en universele Erfgenamen, in al het geen mijne nalatenschap na aftrek der vornoemde legaten en het betalen der schulden zal uitmaken, op de last van het voorschreven vruchtgebruik, de Kinderen van wijlen mijn neef Gradus [Gerardus] de Cocq van Delwijnen, te weten: Aaltje de Cocq van Delwijnen, gehuwd met Cornelis van de Laar, wonende te Neerijnen, Steven de Cocq van Delwijnen, wonende te Driel, Jan de Cocq van Delwijnen, woonachtig te Rossum, Gijsbert de Cocq van Delwijnen, wonende te Driel, Willemina de Cocq van Delwijnen, gehuwd met Gijsbertus van Ewijk, mede wonende te Driel, elk voor een tiende gedeelte, voorts de twee nagelaten Kinderen van wijlen mijnen Achterneef Egidius de Cocq van Delwijnen, wonende te Sluis in Vlaanderen, tezamen voor een tiende gedeelte, wijders mijnen Neef Philippus Versteegh en mijne Nicht Johanna Versteegh, beiden wonende te Driel, elk voor een tiende gedeelte en eindelijk mijne Achterneven Steven de Cocq van Delwijnen, wonende te Heesselt en Adrianus de Cocq van Delwijnen, woonachtig te Driel, [kinderen van Johannes de Cocq van Delwijnen en Joanna (van) Appeldoorn], elk mede voor een tiende gedeelte en bij vooroverlijden van een of meer van hun deszelfs of derzelver na te latene kind of kinderen in des overledens plaats.
Ik benoem tot Executeurs van dit mijn testament en Redderaars van mijnen boedel en nalatenschap, mitsgaders tot Administrateurs van den Uiterwaard, waarvan de jaarlijksche revenuen aan den tijdelijken Pastor van Varik zijn besproken, mitsgaders van al hetgeen waarvan het vruchtgebruik aan mijne zuster haar leven lang gedurende is gemaakt, Eugenius van Bruggen, Nicolaas de Reuver, landeigenaar en Gijsbert de Cocq van Delwijnen, winkelier, beiden wonende te Driel, en bij vooroverlijden van een van hun, de langstlevende hunner, welke ik verzoek om zich te willen belasten met al hetgeen de uitvoering dezes betreft, ik geef aan hun te dien einde voor zooveel noodig de bezitneming mijner nalatenschap, voorts de magt om met alle en een iegelijk over alle openstaande zaken te rekenen en te liquideren, de gelden des boedels te innen en te ontvangen, daarvoor te quiteren, de schulden te voldoen, en mijnen boedel en nalatenschap te brengen tot liquiditeit, zullende dezelve ten kosten van mijnen boedel ter bereddering van dien, een of meer deskundigen kunnen employeren.
Voorts geef ik hun in betrekking van administrateurs de magt, om kapitalen te denunciëren en aan anderen te beleggen, de goederen te verhuren en te verpachten, hetzij uit de hand of publiek, weilanden te hooyen of te doen weiden, houtgewassen te rooyen, bouwlanden tot weilanden of boomgaarden aan te leggen, ook de nood zulks vereischende, weilanden te breken en in alles zoodanig te werk te gaan als zij lieden ten meesten nut en voordeel na hunne overtuiging zullen vermenen te behoren: zullende zij lieden voor hunne moeite boven hunne reiskosten, van den ontvangst voor administratie loon genieten vijf ten honderd, alles behalven den gewonen anraad bij verkoopingen en verpachtingen vallende. Wijders geef ik aangemelde Administrateurs de magt om bij hun overlijden anderen in hunne plaats aan te stellen, met dezelde magt bekleed, tot het einde der administratie toe.
Ik wil en begeer dat mijne benoemde Administrateurs niet zullen worden lastig gevallen om eenige borg of verzekering te stellen voor hunne goede administratie, als hun daarvan uitdrukkelijk ontslaande bij deze.
Ik herroep alle vorige Testamenten en andere acten kracht van uiterste wil hebbende, welke ik voor dato dezes hetzij alleen of met anderen mogt hebben gemaakt, alzoo ik mij alleen bij het tegenwoordige bepale als mijnen laatsten en uiterste wil bevattende..
Aldus heb ik dit mijn Testament volgens mijne opgaaf door een vertrouwde hand doen schrijven, en voorts nadat ik hetzelve een en andermaal nagelezen en welbegrepen had, eigenhandig betekend, ten mijnen huize te Heesselt, op heden den zestienden september achttien honderd vier en twintig”.
(w.g.) J. de Cocq van Delwijnen.
“Geregistreerd te Tiel, den elfden November 1800 vier en twintig, Deel acht folio 42 verso Vak 3 t/m 7 en 43 Vak 1 t/m 5”.
“Ontvangen voor regt en Verhoogingen drie gulden en acht en een halve cent”
(w.g.) F. Eekhout.
Tweede (en laatste) testament van Jan de Cocq van Delwijnen.
“Ik ondergeschreve Jan de Cocq van Delwijnen, polderschout van den Dorpe Heesselt, woonachtig aldaar, heb doen schrijven onder mijne opgaaf dit mijn Testament, hetwelk ik begeer dat na mijn overlijden mede stiptelijk zal worden achtervolgd en nagekomen, als mijnen uiterste wil bevattende, in maniere navolgende:
Ik maak en legateer aan Catharina van Heusden, weduwe van Peter Donkers wonende te Heesselt, alle mijne Klederen en lijfgoederen, het zilverwerk daar onder mede begrepen, voorts de balkhouten en slieten, alsmede den aak of Schuit, mitsgaders de messie en aardappelen door mij nagelaten, hetzij de aardappelen zich nog in de grond zullen bevinden of gerooid zullen zijn, vrij van de belasting op het regt van Successie en zulks boven en behalven, hetgeen aan haar reeds bij mijn Testament, den zestienden dezer maand voor den Notaris Dirk de Jongh, residerende te Tiel in tegenwoordigheid van zes getuigen in besloten vorm is gepasseerd, is gemaakt geworden.
Ik legateer aan mijnen aangehuwden Achterneef Nicolaas de Reuver, Landeigenaar woonachtig te Driel, zoodanige erfenis als mij nog per resto is aankomende uit den Boedel en nalatenschap van wijlen Gradus de Cortie en zijn overleden huisvrouw.
Ik begeer dat beide legaten, onder het vruchtgebruik, aan mijne zuster Georgia de Cocq van Delwijnen, bij het voornoemde Testament gemaakt, niet zullen begrepen zijn.
Ik herroep en vernietig de benoeming en aanstelling van Eugenius van Bruggen, Rentenier, wonende te Zaltbommel, als executeur en Administrateur gedaan bij mijn gemelde Testament, willende en begerende dat het zelve Testament voor het overige zal worden achtervolgt en nagekomen. Aldus heb ik dit mijn Testament, volgens mijne opgaaf door een vertrouwde hand doen schrijven en voorts nadat ik zelve een en andermaal nagelezen en wel begrepen had, eigenhandig betekend ten mijnen huize te Heesselt, op heden den achttienden September achttien honderd en vier en twintig”.
(w.g.) J. de Cocq van Delwijnen.
“Geregistreerd te Tiel den elfden November achttienhonderd vier en twintig”.
(w.g.) F. Eekhout.
(RAA:Recht.Arch.Tiel,acte nr.131,132 en 145).
Na het overlijden van Jan de Cocq van Delwijnen, roept zijn achterneef Gijsbertus (Gijs) de Cocq van Delwijnen (gehuwd met Johanna Verhaaren), winkelier en wonende te Driel, in februari 1825, samen met Nicolaas de Reuver, beiden in de kwaliteit van Executeur Testamentair, de erfgenamen bijeen om de nalatenschap te inventariseren in de woning van de overledene.
· Melkkoeien en paarden fl. 356,--
· 1 zak waarin 200 stuks Zeeuwse Rijksdaalders, welke uit de
kist, staande en verzegeld op de kelderkamer, genomen is, dus
alhier aanwezig fl. 520,--
· een huis, kernmolen, schuur en hof, tezamen groot 1 hont
· 3 morgen en 3 hont bouwland, genaamd “Scherpenhoek”
· 2 morgen en 3 hont bouwland, genaamd “Zeebeemt”
· 7 hont bouwland, genaamd “het Varkenschot”
· 1 morgen bouwland, genaamd “Sluiske”
· 7 hont bouwland, genaamd “de Geeren”
· 5½ hont bouwland, genaamd “de Rheeakker”
· 7 hont weiland, genaamd “de Buitenwei”
· 2 hont bouwland, genaamd “de Leeuwin”
allen afkomstig uit de boedelscheiding, opgericht t.o.v. magescheidsvrienden den 18e juli 1804 tussen Jan de Cocq van Delwijnen ter eenre en Van Bruggen en Georgia de Cocq van Delwijnen echtelieden, ter andere zijde.
Schuldbekentenissen van diverse personen:
· Schuldbekentenissen afgegeven ten behoeve van den overledenen (Jan de Cocq van Delwijnen) den 24 maart 1807 door Cornelis van Rosendaal en Johannes de Cocq van Delwijnen, buurmeesters van het dorp Heesselt, groot fl. 1.722,--
rentende 5 procent, verschijnende op den 19e maart in ieder
jaar, ten allen tijden losbaar mits 3 maanden tevoren opzegging wordt gedaan.
Transporteren een bedrag, groot fl. 2.598,--
· Totale schuldbekentenissen van diverse personen ,, 1.408,50
· Nog te vorderen van diverse personen ,, 1.603,--
Totaal fl. 5.609,50
Passieve schulden ten laste van de boedel:
· Aan Cornelis, Adrianus en Steven de Cocq van Delwijnen,
wegens de door hen gehouden administratie t.b.v. de
overledene, Jan de Cocq van Delwijnen - fl. 221,74
· Aan de wijnkoper H.Knibbe voor geleverde wijnen - ,, 77,30
· Aan de weduwe van Gijsbert de Cocq van Delwijnen
[Margaretha Versteegh], wegens restant kooppenningen
van een verkochte uiterwaard te Heesselt in 1823 - ,, 526,75
· Aan notaris Dirk de Jongh, een restant van een vordering - ,, 553,--
· Overige diverse vorderingen - ,, 1.440,80
Totaal aan schulden - fl. 2.819,59
Totaal te vorderen fl. 5.609,50
Totale schuld - ,, 2.819,59
Batig saldo fl. 2.789,91
(Not.Arch.Tiel.acte nr.23,d.d.16-2-1825).
Verkoop van vee en andere roerende goederen uit de nalatenschap van Jan de Cocq van Delwijnen door de executeurs-testamentair Gijsbert de Cocq van Delwijnen en Nicolaas de Reuver:
· Een zwarte vaars fl. 40,--
· Een wit bonte melkkoe ,, 56,--
· Een zwart bonte dito ,, 64,--
· Een zwart vare koe ,, 59,--
· Een bruin merrie paard, oud vier jaar met een veulen,
gekocht door Margaretha Versteegh [nicht van wijlen
Jan de Cocq van Delwijnen] ,, 116,--
· Idem, vijf jaar oud, met veulen, aan Steven van Gelder, voor ,, 121,--
· Overige diversen ,, 121,--
Totaal fl. 577,--
(Not.Arch.Tiel,acte nr.51,d.d.14-4-1825).
Maria Francisca Bulteel, weduwe van Egidius de Cocq van Delwijnen, woonachtig te Sluis, machtigt 8-1-1828 Barend Formijne, burgemeester van de gemeente Varik, om haar te vertegenwoordigen bij de verkoop van onroerend goed uit de boedel van Jan de Cocq van Delwijnen, in leven polderschout en landeigenaar te Heesselt.
(Not.Arch.Tiel.acte nr.?d.d.8-1-1828).
Allegonda de Cocq van Delwijnen, weduwe van Cornelis van de Laar, wonende te Neerijnen, Jan de Cocq van Delwijnen, gehuwd met Theodora Hol, wonende te Rossum, Gijsbertus van Ewijk, wonende te Driel en zijn vrouw Willemina de Cocq van Delwijnen, door haar kant geassisteerd en tot het uitbrengen dezer acte geauthoriseerd, tezamen mede erfgenamen van wijlen Jan de Cocq van Delwijnen te Heesselt, dewelken verklaarden volmacht te verstrekken aan Steven de Cocq van Delwijnen [broer en zwager], landbouwer, wonende te Driel, speciaal om van Gijsbertus de Cocq van Delwijnen en Nicolaas de Reuver, Executeurs-testamentair en administrateurs van de boedel en nalatenschap van Jan de Cocq van Delwijnen, de afwikkeling van de nalatenschap te regelen.
(Not.Arch.Tiel.,acte nr.36,d.d.28-3-1828).
Op 30 juli 1828 worden ondervermelde goederen uit de nalatenschap van Jan de Cocq van Delwijnen bij inzet, verhoging en slag geveild. Daarbij zijn aanwezig de volgende erfgenamen en hun vertegenwoordigers:
Op 5 maart 1825 verpachten Gijsbert de Cocq van Delwijnen, winkelier, en Nicolaas de Reuver, administrateurs van de boedel en nalatenschap van Jan de Cocq van Delwijnen, ten huize van de kastelein Arie van Riemsdijk te Heesselt:
· ca 99 roeden en 35 ellen bouwland, genaamd “Varkenschot”,
aan Benjamin van Zwol, wonende te Heesselt, voor fl. 14,--
· aan idem ca 2 bunders, 12 roeden en 89 ellen bouwland,
[4 voetbalvelden] genaamd “Cebeemt”, voor ,, 30,--
· ca 99 roeden en 35 ellen bouwland, genaamd “de Geeren” aan
Emanuel Koning, veldwachter, wonende te Varik, voor ,, 70,--
Totaal fl. 114,--.
(Not.Arch.Tiel.acte nr.41,d.d.5-3-1825).
1. Gijsbertus de Cocq van Delwijnen (gehuwd met Johanna Verhaaren)
2. Steven de Cocq van Delwijnen (gehuwd met Barbara den Otter)
3. Jan de Cocq van Delwijnen (gehuwd met Theodora Hol)
4. Maria Francisca Bulteel, (weduwe van Egidius de Cocq van Delwijnen,
vertegenwoordigde haar minderjarige kinderen, Johannes en Monica Maria
de Cocq van Delwijnen)
5. Philippus Versteegh (gehuwd met Maria van Alphen)
en Johanna Versteegh
6. Adrianus de Cocq van Delwijnen (gehuwd met Theodora van Eeuwijk)
7. Allegonda (Aaltje) de Cocq van Delwijnen (weduwe van Cornelis van de Laar)
8. Gijsbertus van Eeuwijk (gehuwd met Willemina [Wilhelmina] de Cocq van
Delwijnen)
9. Steven de Cocq van Delwijnen (gehuwd met Johanna van Os)
- ca 99 roeden en 35 ellen bouwland “het Varkenschot”, in pacht bij de weduwe van
Cornelis de Keyzer te Opijnen tot het jaar 1831 voor fl. 36,-- per jaar.
Ingezet bij Hendrik van Maaren voor fl. 55,--
door hem verhoogd met ,, 45,--
Provisioneel aan hem toegewezen voor fl. 100,--
Dirk de Keyzer “hoogt twintig slagen” ,, 60,--
Hendrik van de Lang met veertig gulden ,, 40,--
Aan de laatste toegewezen voor fl. 200,--
(zijn opdrachtgeefster was Christina van Buren,
weduwe van Cornelis de Keyzer).
[dus de pachtster is nu eigenaresse]
- ca 99 roeden en 35 ellen bouwland, genaamd “de Geere” [begrensd] aan de ene zijde
[door] de weduwe B. van Zwol en aan de andere zijde [door] de kerk van Varik.
Ingezet bij Jan Donkers, landman, voor fl. 300,--
door hem verhoogd met ,, 51,--
Provisioneel aan hem toegewezen voor fl. 351,--
Anthony Verweij, molenaar te Varik, hoogt
10 slagen, dertig gulden ,, 30,--
Na gedane opveiling hoger gemijnd door
Adrianus Gerrit van Zwol, de somma van ,, 210,--
Aan de laatste definitief toegewezen voor fl. 591,--.
(Zijn moeder, Adriana Vermeulen, weduwe van
Benjamin van Zwol, was zijn opdrachtgeefster).
- ca 2 bunders [2ha], 12 roeden en 89 ellen bouwland, “Cebeemt” genaamd,
waarvan 1/3 gedeelte in pacht door Jan van de Zand tot het jaar 1831 voor
een pachtsom per jaar van fl. 60,--
Ingezet bij Benjamin van Zwol voor fl. 390,--
door hem gehoogt met ,, 45,--
nogmaals door hem gehoogt met ,, 45,--
Provisioneel aan hem toegewezen voor de somma van fl. 480,--
Hij hoogt zelf met 15 slagen ,, 45,--
Na gedane opveiling hoger gemijnd door
Adrianus Gerrit van Zwol, met ,, 205,--
Aan de laatste toegewezen voor de somma van fl. 730,--.
(Zijn moeder, zie boven, was opdrachtgeefster).
- ca 28 roeden en 39 ellen boomgaard “de Leeuw” genaamd.
Ingezet bij Jan Donkers voor de somma van fl. 70,--
hij hoogt met ,, 12,--
Martinus Loef hoogt met ,, 9,--
Jan Donkers hoogt weer, met ,, 9,--
Provisioneel aan de laatste toegewezen voor fl. 100,--
Martinus Loef hoogt 8 slagen, dus ,, 24,--
Albert van Ballegoyen Hendrikszoon, schipper te
Varik, hoogt 6 slagen ,, 18,--
Na gedane opveiling hoger gemijnd door de
laatste, met ,, 30,--
Aan de laatste toegewezen voor de som van fl. 172,--.
(Not.Arch.Tiel, acte nrs.79;81,d.d.30/7;6/8-1828).
(Zie ook: Acte nr.23,d.d.16-2-1825).
De totale opbrengst van de nalatenschap is niet exact op te geven, maar deze
zal zeker minimaal 6500 of 7000 gulden hebben bedragen, welk bedrag onder
de genoemde erfgenamen is verdeeld.
XVIII c - 4 Jhr. Henricus de Cocq van Delwijnen
geb. .. Heesselt, gedoopt Varik 9-10-1759
Waarschijnlijk jong overleden.
Doopgetuigen: Gerardus de Korty en
Johanna de Korty
Kinderen (?) van Wouter (XVII d-2):
XVIII d - 1 ............................................................. ?
Kinderen (?) van Wouter (XVII e-1):
XVIII e - 1 ........................................................... ?
Kinderen (?) van Dirck en Willemijna Blom (XVII e-2):
XVIII f - 1 ........................................................... ?