Het antwoord van de Arrondissementsrechtbank te Tiel luidde als volgt:
“De Arrondissements-Rechtbank te Tiel;
Gezien vorenstaand verzoekschrift en de daarop geplaatste conclusie van den Officier van Justitie;
Gezien de overgelegde stukken;
Overwegende dat om de in het verzoekschrift aangegeven redenen het aan de rechtbank noodzakelijk is voorgekomen om, bij gebreke van aanwijzing van een persoon, die in de plaats van den ontbrekenden bewindvoerder over het in het verzoekschrift nader omschreven bewind zal optreden, daarin te voorzien;
Gezien artikel 1067 van het Burgerlijk Wetboek;
Benoemt tot bewindvoerder over het in vorenstaand request bedoeld bewind den heer Wilhelmus Paulus van Koeverden, oud 62 jaren, landbouwer, wonende te Varik”.
“Gedaan in raadkamer op 16 januari 1914 bij de Heeren Mrs. A.J. Blom, president, G. Murman en A.G.A. ridder van Rappard, rechters, in tegenwoordigheid van den griffier Mr. H.J. Wervelman.
(get.) A.J. Blom, (get.) H.J. Wervelman, voor Extract conform”.
De door de rechtbank genomen beslissing zal velen hebben verbijsterd. Het is een zeer trieste zaak, dat door de toenmalige rechters deze beslissing is genomen, temeer, omdat hier heel duidelijk voor de hand lag, respectievelijk was aan te tonen, dat de bewindvoering sinds 1824 in handen was van onze familie, al 88 jaar op dat moment.
Met aan alle zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is aan te nemen, dat bij de heren rechters andere motieven een rol moet hebben gespeeld om onze familie het recht op de bewindvoering over “de Koeweide” niet te gunnen en derhalve aanleiding vonden artikel 1067 te hanteren. Wij vragen ons nog steeds af hoe dit heeft kunnen gebeuren.
Affectief had de erflater en zijn familie een zeer nauwe band met de landgoederen, geschonken aan de R.K. kerk van Varik. Deze band is door de toenmalige rechters doorgesneden. Daarmee hebben zij aangetoond, gezien in het licht van het menselijk aspect in deze zaak, te hebben gefaald.
Artikel 1067 luidt als volgt:
“Indien de erflater geene personen heeft aangewezen welke in de plaats van de ontbrekende bewindvoerders zullen optreden, wordt daarin door de arrondissementsrechtbank op verhoor van het openbaar ministerie, voorzien”.
En daarmee was voor hen de zaak afgedaan!
Een zeer kleine vergeetachtigheid is op ongenadige wijze afgestraft.
Brief van de administrateurs, Jan de Cocq van Delwijnen en Jan de Reuver aan de Aarts-priester van Utrecht, J. Hartman:
“Ondergetekenden, administrateurs in de boedel van Jan de Cocq van Delwijnen, hebben in overleg met den Eerw. Heer H.J. Smidts, tijdelijk pastoor van Varik, goedgevonden, dat voor de jaarlijksche opbrengst der door genoemde J. de Cocq van Delwijnen aan de R.K. kerk van Varik gelegateerde “Koeweide”, gelegen onder Heesselt, provincie Gelderland, na aftrek der bij testament vermaakte administratiekosten en alle andere ongelden door de tijdelijke pastoor van Varik zullen worden gedaan, de navolgende Heilige Diensten:
1e. Een jaargetijde met zes brandende kaarsen voor de Ziel van de erentveste Heer
Jan de Cocq van Delwijnen, welk jaargetijde zal gehouden worden op of om-
streeks den sterfdag van genoemde fundateur.
2e Iedere week, het gansche jaar door, zoolang de ontvangen gelden dit toelaten
eene Heilige Dienst, zoo het kan, eene Mis van Requiem voor de Hoogwelge-
boren Heer Jan de Cocq van Delwijnen en zijn overleden familie3e Voor de nog overige gelden, gewone Heilige Diensten. Terwijl wyders
Jan de Cocq van Delwijnen van het Zielboek zal worden afgelezen, voor
de rust zijner ziel, de daarbij gebruikelijke gebeden zullen worden gedaan.
Zullen de tijdelijke pastoors van Varik voor de bovenomschreven Heilige
Diensten, datgene genieten, wat daarvoor in zijne gemeente gewoonlijk
wordt gegeven of door den Hoogeerwaarde Heer Aartspriester, onder
wien de kerk van Varik ressorteerd, zal worden bepaald”.
De administrateurs voornoemd,
Veghel, den 22e januari 1853.
(w.g.) J. de Cocq van Delwijnen*)
Driel, den 24e januari 1853.
(w.g.) Jan de Reuver, N.Z.
Het origineel conform. (w.g.) J. Hartman.
*) [gehuwd met Anna Maria Strijbosch].
Antwoord van de Aartspriester J. Hartman:
“Utrecht, den 9 februari 1853
“Gezien het testament van Jan de Cocq van Delwijnen, polderschout van Heesselt - mij bij afschrift overgelegd - waarbij hij aan de Roomsch-Katholieke kerk van Varik, legateert, ongeveer twee Bunders, twaalf roeden en negen en tachtig ellen uiterwaard, genaamd “De Koeweide”, gelegen onder Heesselt, deze zal worden geadministreerd door daarin opgegeven beheerders of hunne gesubstitueerden, onder bepaling, dat zij de zuivere inkomsten jaarlijks aan den tijdelijken Pastoor van voornoemde kerk uitkeren, die gehouden is voor deze gelden Zielmissen en andere kerkelijke diensten te verrichten, volgens opgave van de administrateurs.
Gezien ene opgave, waarin de tegenwoordige administrateurs, t.w. J. de Cocq van Delwijnen en Jan de Reuver N.Z. hebben bepaald en opgegeven, dat door den tijdelijken Pastoor van Varik de volgende Kerkelijke Diensten zullen worden gedaan:
1e Een jaargetijde in het zwart met zes kaarsen
2e Ene wekelijkse Requiem Dienst, als het kan
3e Voor de nog aanwezige gelden, gewone Heilige Diensten
Gelet, dat de administrateurs in hunne opgave aan den Aartspriester van Utrecht overlaten, om de stipendia te bepalen, welke de tijdelijken Pastoor voor de bepaalde Heilige Diensten zal genieten. Overwegende, dat met de eeuwigdurendheid der opgelegde verplichting, de erflater niet slechts last, maar ook gunst heeft willen bewijzen aan den tijdelijken Pastoor der gemeente Varik, zoo hebben wij gemeend te moeten bepalen en vaststellen, gelijk wij doen bij dezen, dat de tijdelijke Pastoor:
a. voor het jaargetijde, sub.1e vermeld, zal genieten, tien gulden.
b. voor de wekelijkse Heilige Diensten, sub.2e, een tweevoudig stipendium of twee
gulden.
c. voor de overige gelden Heilige Diensten zullen worden gelezen, berekend tegen
het gewoon stipendium van de tijd, waarin deze zullen worden gecelebreerd. (...).
.
“De Aartspriester van Utrecht,
J. Hartman”.
In een brief van de door de rechtbank aangewezen administrateur, W.P. van Koeverden te Varik aan de Aartsbisschop van Utrecht van mei 1917, verwijst hij naar het testament van Jan de Cocq van Delwijnen en haalt daaruit het volgende aan:
“(...). Volgens dat testament moeten de revenuën en de opkomsten den tijdelijken pastor, uit handen van administrateurs worden ter hand gesteld, voor welke gelden de tijdelijke pastoor, volgens opgaaf der tijdelijke administrateuren, verplicht zal wezen, zielmissen en andere Kerkelijke Diensten te doen, zoo voor de rust zijner ziel, als voor die zijner reeds overledene en in het vervolg te overlijden familie. Ofschoon de erflater reeds in October 1824 is gestorven, werd eerst in Januari 1852 door de toenmalige administrateurs in overleg met den pastoor bepaald, welke Heilige Diensten door den pastoor moesten worden gedaan, terwijl zij aan den aartspriester van Utrecht overlieten, het daarvoor te ontvangen stipendium te bepalen (...). Vastgesteld werd toen:
1e een jaargetijde met zes brandende kaarsen, stipendium fl. 10,--
2e een wekelijkse H. Dienst - zo mogelijk de Requiem fl. 2,--
3e aflezing van het zielboek
4e voor de overige gelden, H. missen volgens het stipendium
van den tijd waarin ze gelezen worden.
Tot nu toe bracht dit perceel jaarlijks ca fl. 150,-- op, zoodat bij aftrek van de verschillende onkosten, niets overbleef voor H. Diensten van het gewone stipendium.
Tengevolge van de oorlog is de opbrengst dit jaar aanmerkelijk hooger geweest, en zal het volgende jaar eveneens hooger zijn, afgelopen jaar was de opbrengst fl. 360,-- zoodat na aftrek van de verschillende stipendias en onkosten er nog ca fl. 215,-- overblijft voor H. Missen van het gewone stipendium.
Wijl dit tot nu toe nooit is geschied, neem ik de vrijheid Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid ter goedkeuring voor te stellen, om de verhoogde opbrengst, van dit jaar en ook van het volgende jaar ten voordeele aan de pastoor te doen strekken, en de in 1853 gemaakte en goedgekeurde bepaling in dier voege te wijzigen, dat de over gebleven gelden geheel ten voordeele van den tijdelijken pastoor zullen komen. Ik schrijf hier alleen van een regeling voor dit jaar en het komende jaar, omdat in 1918 waarschijnlijk wegens geheel andere verhoogde opbrengsten een nadere regeling ter goedkeuring kan worden voorgelegd”.
Het antwoord van de aatsbisschop luidde als volgt:
“Het komt ons wat sterk voor, om overeenkomstig Uw aanvrage de geheele resterende fl. 215,-- zonder meer ten voordeele van den Pastoor te doen strekken. Wij hebben daarom bepaald, dat voor dat bedrag H. Missen zullen worden gelezen à fl. 5,--“.
Utrecht, 5 juni 1917.
En vervolgens schrijft hij:
“Tot Ons eene nadere regeling ter goedkeuring zal worden voorgelegd, bepalen Wij het stipendium (...) onder 4e bedoelde H. Missen op vijf gulden”.
Utrecht, 5 juni 1917.
Beide brieven waren getekend door de toenmalige aartsbisschop van Utrecht, Mons. Van de Wetering.
Op 24 juli 1917 schrijft de aartsbisschop aan de tijdelijke pastoor van Varik het volgende:
“Weleerwaarde Heer,
In antwoord op Uw schrijven van 19 dezer deelen wij U mede:
Ad I. Daar de administrateurs geheel vrij zijn, kunnen zij het aantal H. Missen en het stipendium daarvan naar eigen goedvinden vaststellen. Uwrw. Van Uw kant behoeft echter de H. Missen niet aan te nemen, als het stipendium U te laag voor komt en moogt ze niet aannemen, als het stipendium beneden de synodale taxa wordt vastgesteld.
Willen de executeurs, (evenals hunne voorgangers), de bepaling van het stipendium aan Ons overdragen, dan zijn Wij zeker bereid, die opdracht te aanvaarden.
Zoolang zij geen verandering hebben aangebracht, moogt U ongetwijfeld in afschr.3, fol.5, sub b., lezen “drie gulden” inplaats van “twee gulden”, daar het dubbele van het gewone stipendium thans f 3,-- is.
Ad II. Wij zijn met U, het Kerkbestuur en de administrateurs van meening, dat de opbrengst van het (...)onleesbaar) moet komen ten voordeele der fundatie en niet van de Kerk. De klei moet verkocht worden door de administrateurs en zij kunnen dit zonder Onze machtiging doen.
Zoolang op hun beheer geen aanmerking is te maken, zijn Wij niet voornemens, gebruik te maken van het Ons door het Kerkelijk recht verleend recht, van deze administrateurs rekening en verantwoording te vragen”.
(w.g.) H.G. van de Wetering.
Op 17 december 1930, 13 jaar later, schrijft zijn opvolger aan de tijdelijke pastoor van Varik het volgende:
“Weleerwaarde Heer,
Aangezien krachtens het testament van Jan de Cocq van Delwijnen door den administrateur(s) jaarlijks aan den tijdelijken pastoor van Varik de revenuën moeten worden uitgekeerd van een perceel weiland, genaamd “de Koeweide”, om daarvoor volgens opgaaf der tijdelijke administrateuren zielemissen en andere kerkelijke diensten te doen voor de Zielerust van den schenker en van zijn overleden familie, bepalen wij, onder herroeping van vroeger door het Kerkelijk gezag gemaakte beschikkingen, dat de tijdelijke administrateurs voortaan het recht hebben, rekening houdende met de bedoeling van den erflater, om ook den tijdelijken pastoor van Varik te bevoordelen, zelf vast te stellen, welke en hoeveele H.H. Missen en kerkelijke Diensten jaarlijks zullen moeten gedaan worden.
Krachtens can.1515 van het Kerkelijk Wetboek bepalen wij verder, dat de tijdelijke administrateur jaarlijks omtrent het gevoerde beheer, en de tijdelijke pastoor van Varik, omtrent de volbrenging der verplichtingen, aan den Deken rekening en verantwoording afleggen”.
(w.g.) J.H.G. Jansen.
XXI c - 2 Johanna Maria Alina de Cocq van Delwijnen
geboren 13-06-1849 te Veghel
overleden 08-10-1924 te Sambeek
Zij legt 13 juli 1878 de professie af. In 1912 is
zij Dominicanesse te Boxmeer.
XXI c - 3 Hendrikus Antonius (Henri) de Cocq van Delwijnen
geboren 23-01-1851 te Veghel
overleden ... te ...
Op 16 maart 1867 liet Henri zich bij de gemeente Kampen inschrijven in het “Register van Militairen”. Hij vertrok 4 april 1868 naar ‘s-Hertogenbosch. Henri verbleef omstreeks 1887 in Nederlands Oost-Indië.
XXI c - 4 Theodorus Antonius Franciscus de Cocq van Delwijnen
geboren 13-10-1852 te Veghel
overleden 19-01-1891 te Rotterdam (Delfshaven), ongehuwd.
Hij vestigt zich 27 april 1872 in Nijmegen en vertrekt 23 oktober in dat zelfde jaar naar Arnhem.
XXI c - 5 Petrus Antonius (Pierre Antoine) (Pieter) de Cocq van Delwijnen
geboren 04-06-1854 te Veghel
overleden 22-06-1913 te Nederasselt (Overasselt), ongehuwd.
Pieter was onderwijzer en woonde omstreeks 1887 in Amersfoort. Hij werd door zijn vader, Johannes (Jan), aangewezen als zijn opvolger in de bewindvoering over het perceel uiterwaard “De Koeweide”, een legaat aan de R.K. kerk te Varik van Jan de Cocq van Delwijnen, in leven polderschout en landeigenaar te Heesselt, overleden 3 oktober 1824 aldaar, neef van zijn overgrootvader, Gerardus (Gradus) de Cocq van Delwijnen.
Pieter vergat echter op zijn beurt, vóór zijn dood op 22 juni 1913, een opvolger in zijn familie aan te wijzen, die de bewindvoering over “De Koeweide” zou voortzetten. Tijdens zijn leven had hij echter meerdere keren aan de toenmalige pachter van “de Koeweide”, de heer Clement, laten weten, dat na zijn dood zijn broer Gijsbertus Johannes Antonius hem zou opvolgen in de bewindvoering over “de Koeweide”.
Gijsbertus heeft nog bij de arrondissementsrechtbank te Tiel gepleit hém in de plaats van zijn overleden broer aan te wijzen, maar de heren rechters beslisten tot ieders consternatie anders en tegen de aanbeveling van de officier van justitie in, wezen zij een ander (geen familie) aan tot administrateur!
Pieter vertrok 29 april 1872 naar Maastricht. Hij kwam 28 februari 1905 uit Heesselt en ging vervolgens 2 juli 1906 naar Berkel (N.Br.) en vestigde zich op het adres “Achter de Hoofdwacht” nr.15. Op 21 september 1908 ging hij van Arnhem naar Balgoij.
In het jaar 1909 verhuisde hij naar Overasselt, gemeente Nederasselt. Hij woonde 22 mei 1909 op het adres Eind 111” en vervolgens op “Eind 83” en tenslotte op het adres “Hoogveld 135”.
XXI c - 6 Adriana Maria (Jaantje) de Cocq van Delwijnen
geboren 29-11-1855 te Veghel
overleden 14-12-1894 te Mierlo
huwt 02-06-1881 te Mierlo
Amandus Hendricus van Zandvoort
( zn.v. Johannes en Hendrica van den Berk )
geboren 11-02-1857 te Mierlo
overleden ... te ...
XXI c - 7 Francisca Maria de Cocq van Delwijnen
geboren 04-10-1857 te Veghel
overleden in of vóór 1887 te Rotterdam
huwt ca. 1887 te Rotterdam
Johannes Stephanus Kruijning
( zn.v.Adrianus en Johanna Maria Kleinekoot )
geboren 03-06-1848 te Schiedam
overleden 07-04-1931 te Rotterdam
hertr. 29-06-1887 te Venlo
Maria Petronella Nolet
( dr.v. Jacobus Adrianus en Maria Theresia Deckers )
geboren vóór 1865 te Roermond
overleden vóór 1931 te ...
XXI c - 8 Anna Maria de Cocq van Delwijnen
geboren 07-09-1859 te Dinther
overleden 05-01-1943 te Boxtel, ongehuwd.
XXI c - 9 Joseph Franciscus (Frans) de Cocq van Delwijnen
geboren 25-12-1860 te Dinther
overleden 05-09-1911 op de Dode Zee.
Scheepskok, overleden aan een hartkwaal aan boord
van het Britse stoomschip “Abbots Ford”.
Frans woonde omstreeks 1887 in Deventer.
XXI c- 10 Georgia Elizabeth Wilhelmina de Cocq van Delwijnen
geboren 15-09-1862 te Dinther
overleden 19-04-1934 te Rijswijk
huwt 03-12-1890 te ‘s-Gravenhage
Johannes Clement (Poelier)
(zn.v.Johannes en Maria Hendrika Riks)
geboren 09-03-1866 te ‘s-Gravenhage
overleden 11-03-1942 te ‘s-Gravenhage
Huwelijksgetuige: Alphonsus Johannes Antonius, broer.
XXI c - 11 Maria Theresia Sophia de Cocq van Delwijnen
geboren 06-02-1864 te Dinther
overleden 23-12-1944 te Amsterdam
huwt 26-02-1890 te ‘s-Gravenhage
Martinus Gerardus Cornelis Vinkestein (Schipper)
(zn.v.Nicolaas Paulus en Johanna Cornelia Adolphina Carton)
geboren 15-02-1865 te Leiden
overleden 22-04-1934 te ‘s-Gravenhage
Huwelijksgetuige: zie XXI c-10.
XXI c - 12 Ludovicus Hubertus Antonius (Louis) de Cocq van Delwijnen
geboren 03-02-1866 te Dinther
overleden te
Volgens zijn vader zou Louis omstreeks 1887 in Vlissingen hebben gewoond. Bij navraag aldaar bleek geen inschrijving van hem bekend te zijn. Geen verder onderzoek gedaan.
XXI c - 13 Alphonsus Johannes Antonius (Alphons)
de Cocq van Delwijnen volg XXII g - 1
geboren 23-05-1867 te Dinther
overleden 30-07-1940 te Rotterdam
huwt 23-10-1894 te Rotterdam
Catharina Maria Hubertina Nolet
(dr.v.Jacobus Adrianus en Maria Theresia Deckers)
geboren 05-05-1865 te Venlo
overleden 31-01-1953 te Rotterdam
Alphons woonde omstreeks 1890 in Gouda.
XXI c - 14 Gijsbertus Lambertus de Cocq van Delwijnen
geboren 02-06-1868 te Dinther
overleden 28-09-1868 te Dinther
XXI c - 15 Gerardus Josephus de Cocq van Delwijnen
geboren 18-11-1869 te Dinther
overleden te
Verdere bijzonderheden tot nu onbekend.
XXI c - 16 Josephus Gerardus Lambertus de Cocq van Delwijnen
geboren 01-01-1871 te Dinther
overleden 18-05-1871 te Nijmegen